Verspreid over de verschillende segmenten (friet, tafel en hoge drogestof) heeft Aviko Potato momenteel 17 nieuwe rassen in het stadium van de semi-commerciële opschaling. Aardappelspecialist Jacob Eising begeleidt voor veel van die rassen een studieclub. “Als alle betrokkenen meedoen, krijgt een ras een eerlijke kans en gaat de introductie vlotter.”

“Nee, ik mag nog niet alle namen of nummers noemen”, lacht Jacob Eising. “Maar er zitten zeker veelbelovende rassen tussen voor elk segment.” De aardappelspecialist uit Swifterbant is door Aviko Potato benaderd om de praktijkintroductie van nieuwe rassen te begeleiden. Eising heeft in samenwerking met de buitendienst van Aviko Potato voor de meeste rassen een studiegroep in het leven geroepen. En daarin zitten niet alleen telers die ‘hun’ nieuwe ras op een paar hectare van het eigen bedrijf telen. “Nee, beaamt Eising, in mijn optiek is de introductie van een nieuw ras een klus voor de hele keten. Dus naast de telers zit ook de productmanager van het betreffende pootgoedhandelshuis erbij, evenals een agronoom en een buitendienstmedewerker van Aviko Potato. Op het moment dat een ras toe is aan de semi-commerciële opschaling, is er vaak al zo’n 12 jaar aan gewerkt. Een zorgvuldige praktijk introductie is erbij gebaat dat alle betrokkenen hun kennis en ervaringen delen. Je moet elkaar optimaal informeren over de sterke en de zwakke kanten van een ras. Alleen dan krijgt het een eerlijke kans.” Elke studiegroep krijgt z’n eigen Whatsapp-groep voor een laagdrempelige communicatie. 

Tegenstrijdige eisen

De selectie van potentiele rassen die het stadium van de semi-commerciële opschaling halen, is minder eenvoudig dan op het eerste gezicht lijkt. Eising: “Dat de teler en de fabriek een hoog rendement willen, geldt in elk segment. Maar soms zijn eisen ook tegengesteld. Een consumptieaardappelteler wil graag een ras met een lange kiemrust. Kiemremming is tegenwoordig immers een dure grap. Maar in het voorjaar willen zowel de consumptieteler als de pootgoedteler dat het ras wel vlot kiemt. En een hoge opbrengst gaat vaak samen met late afrijping. We oogsten tegenwoordig een maand later dan in de jaren ’70. Je kunt je afvragen of dat wenselijk is.” Eisings voorbeelden illustreren dat veel verschillende belangen meewegen bij de selectie. 

Meerwaarde

Voor elk nieuw ras geldt dat het meerwaarde moet hebben ten opzichte van het bestaande rassenaanbod. “Niemand zit te wachten op oude genen in een nieuw jasje”, aldus Eising. “Een nieuw ras moet vooruitgang brengen op belangrijke thema’s, bijvoorbeeld phytophthora-resistentie. Het nieuwe ras Lady Jane is daar een voorbeeld van. Die hoef je pas te spuiten bij een hoge ziektedruk. En zo’n ras zorgt ook voor een lagere ziektedruk in de omgeving. Die eigenschappen passen prima in een duurzame teelt en die kant gaan we toch op. Consequentie is wel dat je een beslissing ondersteunend systeem (BOS) nodig hebt om de infectiekansen in te schatten. Ook resistentie en gevoeligheid voor aaltjes en andere grondgebonden ziektes zijn een belangrijk criterium. Dat levert misschien niet direct een hoger rendement maar op termijn wel gezondere grond. Dat is ook vooruitgang. Zo is het nieuwe ras Lugano pallida-resistent. Maar we kijken bijvoorbeeld ook of de dikke poters van een ras geschikt zijn om te snijden. Dat is immers positief voor het rendement.”

Nieuwe rasbeschrijvingen

Gekoppeld aan de praktijkintroductie maakt Eising ook ras- en teeltbeschrijvingen van de nieuwe rassen. De benodigde kennis krijgt hij van het pootgoedhandelshuis en de afdeling agronomie van Aviko Potato. “Zij hebben het ras al een paar jaar op proefvelden aan de tand gevoeld”, verklaart de aardappelspecialist. “Ook in de studiegroep doen we natuurlijk nuttige informatie op.” Als een nieuw ras voldoende groeit in areaal is de rasbeschrijving te vinden op de website van Aviko Potato. De beschrijvingen van de bestaande rassen worden binnenkort bijgewerkt. 

Aandacht vasthouden en kennis delen

De praktijkintroductie van een nieuw ras is volgens Eising nooit klaar. “Je bent er nog niet als drie akkerbouwers de teelt beheersen. Je moet er ook voor zorgen dat het ras breder bekend wordt en dat nieuwe telers goed worden begeleid. Daarom is de rol van de buitendienstmedewerkers ook zo belangrijk. Door hun deelname aan de studiegroep groeien ze als het ware in het nieuwe ras en kunnen ze er geïnteresseerde telers goed over informeren.” Als het aan Eising ligt, spelen de telers van het eerste uur ook een rol bij de coaching van nieuwe telers. “Bij Donata heeft een teler die dat ras al langer teelde, collega’s de kneepjes van de teelt bijgebracht. Dat werkt perfect.” De aardappelspecialist vertelt dat soms ook extra telers worden toegelaten tot een studiegroep. “Die boeren kunnen het ras dan nog niet telen maar draaien wel mee in de informatie-uitwisseling. Telers die een knelpunt ervaren en interesse hebben in nieuwe rassen kunnen zich altijd melden bij de buitendienst.”

De laatste groep die Eising wil ‘meenemen’ bij de praktijkintroductie zijn de zogenoemde erfbetreders. “Adviseurs voor gewasbescherming en bemesting maar bijvoorbeeld ook de makers van adviesprogramma’s”, licht hij toe. “Zij moeten de raseigenschappen in hun software verwerken. Die categorie moeten we niet vergeten. Gelukkig is Aviko Potato heel open en transparant over dit soort zaken, dus dat komt wel goed.”