JacobColumn ATC-lid
Jacob Branderhorst
november 2019

Het is herfst 2019 en het geduld en de zenuwen van aardappeltelers op de klei worden flink op de proef gesteld. Na weken van stilstand door de overvloedige neerslag, zijn anderhalve week geleden de rooimachines weer aarzelend begonnen, vaak tussen de buien door.

Op 1 november de ploegscharen in het vet

Het rooien vordert moeizaam. Wij rooiden met steek 56 voor de graafmat en steek 50 voor de zeefmat. Dan weet je wel hoe laat het is. Liever wacht je op betere omstandigheden, maar als de kalender al bijna ‘november’ zegt, verleg je je grenzen. Niet alleen vanwege de bodemgesteldheid maar ook vanwege de toenemende vorstkansen. We stopten alleen nog tijdens regen. En als het bij een miezerbuitje bleef, gingen we meteen door als het weer droog was.

Er was bij mij in het gebied tot de derde week van oktober nog amper iets gerooid van de consumptieaardappelen. Links en rechts een perceeltje op lichtere grond, maar meer niet. En dan te bedenken dat mijn opa als motto aanhield dat op 1 november de ploegscharen in het vet moesten zitten. Zelf heb ik de aardappelen er nu uit, maar er zijn in mijn gebied meerdere telers, vooral de grotere, die nog een flink deel van hun areaal moeten rooien. Die hebben nog minstens een week drogend weer nodig,

Inspelen op klimaatextremen

De moeizame oogst zette me aan het denken over het oogstrisico. Dat ligt nu helemaal bij ons als telers. In een jaar als 2019 realiseer je je weer hoe afhankelijk je bent van het weer. Eerst de droge zomer, waarin veel is beregend, en nu de natte herfst. We hebben grote stappen gezet met de mechanisatie sinds de natte herfsten van bijvoorbeeld 1974 en 1998. Maar wie garandeert ons dat er niet nog een keer een jaar komt waarin de aardappelen in de grond blijven zitten. Klimaatextremen worden waarschijnlijk eerder heftiger dan minder heftig. En bij natte herfsten vallen altijd de zwaarste klappen in de kuststrook; op de klei dus. En daar komt nog bij dat steeds meer akkerbouwers afhankelijk worden van de loonwerker voor het rooien. Die heeft vaak wel goeie machines maar heeft hij ook tijd voor jou op het juiste moment? Ook het hedendaagse rassenpakket speelt een rol; dat bestaat voornamelijk uit late rassen. Als je wilt, kun je ze tot in oktober groen houden. Dat betekent meer tonnen, maar ook meer risico.

Op het zand kennen ze weer hele andere risico’s. Sommige collega’s hebben voor het tweede jaar op rij bijna de hele zomer moeten beregenen. Nou is het vaak makkelijker om water aan te voeren, ook al kost dat veel inspanning, dan een overschot aan neerslag kwijt te raken. Maar als je niet mág beregenen, wordt het een heel ander verhaal. En beregenen is een dure hobby.

Opbrengstrisico’s zowel op grote als kleine schaal

Er is 1 parallel: in beide gevallen hebben we het over een opbrengstrisico. Het maakt niet uit of je weinig teelt of weinig oogst, in beide gevallen dreigt er een tekort aan aardappelen. En dus een potentieel probleem voor teler en industrie. Bij de gecontracteerde aardappelen kan de teler zich beroepen op overmacht, als de opbrengst door dit soort extremen buiten zijn schuld tegenvalt. Maar het levert geen geld op. Vroeger werd een lage opbrengst vaak gecompenseerd door een hogere prijs, maar tegenwoordig werkt dat niet meer zo. Daarvoor is gewoon te veel volume gecontracteerd, al dan niet tegen een vaste prijs. Ik denk dat er in de toekomst een soort risicopremie of winstdeling van Aviko moet worden opgenomen in de (contract)prijs die je in staat stelt om een buffertje aan te leggen voor slechte tijden. Want de huidige contractprijzen zijn (net) toereikend bij een gemiddelde of goede oogst. Maar bij een tegenvallende opbrengst heb je er niet genoeg aan.  Binnenkort komen we als ATC weer bij elkaar voor de contractbesprekingen. Ik zal er eens een balletje over opgooien.

Rest mij u een geslaagde en vooral complete oogst toe te wensen. Want het liefst heb je ze toch voor 100% achter de planken, nietwaar?