Door Henk Meijer, ATC-bestuurslid

,,’Achteraf had ik het wel geweten.’ Een zin die ik steeds vaker van collega-telers hoor. Wij moeten in februari een keuze maken hoe we onze oogst gaan afzetten, gebaseerd op de te verwachten opbrengst, marktsituatie en het weer van een half jaar later. Ga ik voor een contract, welk contract, welk ras en hoeveel hectare? Kies ik voor de pool, of houd ik de handen juist vrij? Het is maar de vraag of je dan wel de juiste keuzes maakt.

Volop onzekerheden dus. Terwijl die in de loop der jaren toch flink zijn weggenomen. Twintig jaar terug teelde bijna iedereen het ras Bintje. Ondanks het feit dat je geen idee had wat de opbrengst zou worden. Grof, lang, goed onderwatergewicht of mooie bakkwaliteit? Toen kwamen de rassen, zoals Agria, Innovator en Victoria, waarmee we al veel beter wisten wat we zouden gaan rooien. En wat te denken van Fontane! Dit ras geeft de meeste frites per ha en is in België op weg een van de grootste rassen te worden. En waar vroeger bijna niemand een beregeningsinstallatie had, is nu overal een haspel te vinden. Veel beperkingen zijn dus weggenomen, en dan hebben we het nog niet eens over de moderne rooiers van nu.

,,De vraag is of we blij moeten zijn met de tendens van meer vaste prijzen ten koste van vrije handel. Ik ben er zeker niet op tegen. Ik denk dat het steeds risicovoller is voor telers om op vrije handel te speculeren.’’

Ondertussen is de aardappelmarkt veranderd. Van een Europese handel zijn we wereldwijd gaan vermarkten. Toch is vraag en aanbod ook weer beperkt. Vroeger kon je meerdere keren per jaar nog wel eens een hoeveelheid van de vrij te verkopen aardappelen vermarkten. Inmiddels heeft de industrie zich voorzien van genoeg dekking van grondstof. Tegelijk ervaren veel telers dat de rek uit de prijzen is. Je houdt steeds minder over aan de teelt. Neem alleen al de toegenomen pootgoedkosten.

De vraag is of we blij moeten zijn met de tendens van meer vaste prijzen ten koste van vrije handel. Ik ben er zeker niet op tegen. Ik denk dat het steeds risicovoller is voor telers om op vrije handel te speculeren. Zorg dat je een industrie achter je hebt staan. Onderzoek van boekhoudbureaus wijzen zelfs uit dat het verschil tussen verkopen op vaste prijs, in poolverband of vrij over een periode van tien jaar, minimale verschillen laten zien. Ja, als boer ben je positief en hoop je dat prijzen stijgen. Maar wees ook reëel.

Wel pleit ik voor een kostprijs-plús-vergoeding voor telers die zich met vaste prijzen binden. Dat moet kunnen, want de industrie heeft er ook belang bij. Je creëert op deze manier een win-win-situatie. Uit voorbeelden bij andere internationale aardappelverwerkers weet ik dat het kan. En dat hoeft echt niet ten koste te gaan van de aardappelkwaliteit of ondernemerschap. Net als nu geldt ook dan een kwaliteitsreglement gekoppeld aan een bonus malussysteem.

Dit kan mijns inziens alleen maar als we het maximaal te contracteren deel van 40 ton/ha loslaten. Ga bijvoorbeeld zitten op het Nederlandse gemiddelde van 55 ton/ha. Ja, pas achteraf zullen we nu ook weten of het een goede keuze is geweest. Wel denk ik dat aardappelen telen altijd ondernemen blijft, en waarbij je uiteindelijk alle keuzes zelf maakt. Aardappelland verhuren is ook ondernemen. Los daarvan probeer je als ondernemer altijd te verbeteren of kosten te besparen en zo te komen tot een rendabele teelt. Elke dag blijf je keuzes maken binnen je bedrijf. Dat weet ik nu al zeker! Ik wens u een goede oogst toe.’’