Column ATC-lid Jacob Branderhorst,
februari 2018Jacob

De landbouwsector komt de laatste tijd regelmatig in het nieuws door discussies waarin de emoties lijken te winnen van het gezonde verstand. Dichtbij huis hebben we de discussie over Roundup. Niemand lijkt zich af te vragen of de alternatieven, als die er al zijn, beter scoren dan de ‘kwaal’. Alles wordt eenzijdig bekeken en niet in een breder perspectief geplaatst.

Onder dezelfde noemer vallen ook de discussies die we begin jaren ’90 hadden naar aanleiding van de actie Gifpieper van Milieudefensie. Er werd een hetze gevoerd tegen het ras Bintje omdat het vanwege z’n ziektegevoeligheid relatief vaak zou worden bespoten. Op aandringen van deze milieuorganisaties besloten verschillende supermarkten om Bintje in de ban te doen. Ook enkele frietfabrikanten besloten, mede onder invloed van deze organisaties, Bintje geleidelijk aan te vervangen door andere aardappelsoorten. 

Nu bijna 30 jaar later vinden wij het als agrariërs normaal dat er bijna geen Bintje meer wordt geteeld. Maar wat ik me dan afvraag is: Heeft de actie ook het beoogde resultaat gehaald? Het grote publiek zal denken: “Bintje weg, probleem opgelost! Prima.” Maar in werkelijkheid is er niet of nauwelijks vooruitgang geboekt. Voor de buitenwereld spuiten we nog steeds heel frequent, maar wel met voor hen onzichtbaar lagere doseringen. Je kunt dit volgens mij zo doortrekken naar de discussie over glyfosfaat. Welke argumenten we ook aandragen, we gaan het middel op den duur kwijtraken omdat de emotie het wint van het verstand.

Onder het mom dat de consument iets wil (of niet wil) word je als producent in een bepaalde richting gedwongen. Ook de roep om lokaal geteeld product en de pleidooien voor een circulaire economie zijn wat mij betreft vormen van hetzelfde verschijnsel. In hun emoties roepen consumenten  en  politici maar al te makkelijk dat het anders moet. Vaak komt dit doordat zij via de media eenzijdig zijn geïnformeerd en de andere kant van het verhaal niet kennen.

Maar zet diezelfde consument eens voor een aardappelschap met twee bordjes met daarop de teksten ‘kiloknaller, 5 kilo voor 1,50’ en ‘lokaal duurzaam geteeld, 2 kilo 1,50’ en dan weten u en ik wel wat er gebeurt.  De commercieel directeur van Jumbo heeft mij eens verteld dat je de consument alleen aan die dure variant krijgt als je hem niet de keuze van die goedkope biedt. Ook dit zijn emoties maar van een andere soort.

Als aardappelteler zullen we heus wel weer meebewegen met de steeds kritischer wordende samenleving. Maar hoe verhoudt zich dit tot de ontwikkelingen op de afzetmarkten waar Aviko zich begeeft. Wij kunnen ons wel keurig houden aan nieuwe  eisen op het gebied van gewasbescherming, bemesting en certificering. Maar tegelijkertijd constateer ik dat de kwaliteitseisen van de afnemer meer versoberen en generaliseren.  Kwaliteitspremies zijn de laatste jaren minder geworden. En zolang de minimum criteria maar gehaald worden, is het goed.  Het komt er dus eigenlijk op neer dat ‘de consument’ ons in een onmogelijke spagaat dwingt. Enerzijds wil die consument dat wij schoon, lokaal, smaakvol en duurzaam produceren, anderzijds moet het vooral veel en goedkoop zijn. En in de systematiek van  uitbetaling wint dat laatste. En dus laten wij ons opjagen om zoveel mogelijk kilo’s friet te telen die net de kwaliteitseisen halen.

Zou het niet veel leuker zijn om te sturen en uitbetalen op bijvoorbeeld de smaak van de friet of de kwaliteit van het productieproces? Daar zit toch veel meer uitdaging in? Een jaar geleden schreef ik over de kwaliteit van het pootgoed. Laten we het nu eens over de kwaliteit van ons eigen product hebben en de manier waarop het geproduceerd wordt. Dat levert misschien smaak emoties op waar we wat aan hebben.