AndreBroeze2

Column Andre Broeze, augustus 2017

Wereldwijd groeit de vraag naar friet. De aardappelteler kan ‘dus’ afwacht tot iemand een goede prijs betaalt. Of toch niet? ATC-lid Andre Broeze heeft daar zo zijn eigen visie op.

Kort geleden had ik een boeiend gesprek met iemand die bij Aviko (mede)verantwoordelijk is voor de wereldwijde afzet van de friet. Zijn belangrijkste boodschap was dat de groei van de frietconsumptie momenteel sneller gaat dan de toename van de productiecapaciteit van de frietfabrikanten. Vooral in Azië, Zuid-Amerika en Oceanië (Australië, Nieuw-Zeeland en veel eilandengroepen) liggen kansen. De belangrijkste redenen zijn de toenemende welvaart en (daardoor) veranderende eetpatronen maar zeker ook de efficiënte manier waarop een aardappel omgaat met water in vergelijking met tarwe en rijst. In een land als China wordt daarom actief gestuurd op groei van het aardappelareaal.

Tegelijkertijd verandert ook de markt, vertelde mijn informant. De inkopende partijen worden steeds groter en professioneler. En hun klanten (bijvoorbeeld restaurants en grootgrutters) hechten steeds meer aan een stabiele inkoopprijs. Ze zijn zelfs bereid om een premie te betalen voor een vaste prijsafspraak. Uiteraard moet die friet wel aan bepaalde kwaliteitsnormen voldoen.

Concurreren op kwaliteit

Tot zover dus positieve ontwikkelingen aan de vraagkant. Maar wat kunnen we daarmee als leveranciers van de aardappelen, als telers? De neiging kan bestaan om te denken dat “… we de friet toch wel kwijt raken.” Om vervolgens te gaan wachten tot iemand een goede prijs voor je aardappels wil betalen. Ik denk zelf dat dat te kort door de bocht is. En er kleven ook risico’s aan. Aviko heeft de strategische keuze gemaakt om te concurreren op kwaliteit om op die manier klanten aan zich te binden. Kwaliteit is voor Aviko de belangrijkste toegevoegde waarde. En ook in het kwaliteits-segment is een plusje te realiseren bij een vasteprijs-afspraak.

Daarmee wil ik niet zeggen dat we als telers massaal aan de vasteprijs-contracten moeten. Marktwerking blijft belangrijk, zeker bij een natuurproduct als een aardappel. Nee, het onderscheid zal volgens mij moeten komen van een nog sterkere focus op kwaliteit. Als leveranciers van de grondstof zullen we daar samen met Aviko Potato aan moeten werken. Hoe dat moet, vind ik lastig. Ik heb niet 1-2-3 een pasklaar antwoord op de vraag hoe we de grondstofkwaliteit verder kunnen verbeteren. De sturing op kwaliteit gebeurt nu met een systeem van normen en premies voor onderwatergewicht, bakkwaliteit, blauwverkleuring, grofte, etc. Moeten we dat systeem misschien ingrijpend veranderen? Andere dingen gaan belonen? Nieuwe dingen bedenken om kwaliteitsverbetering te stimuleren? Misschien zelfs ondersteuning bieden bij de teelt? En als je iets verandert aan het systeem, moet er ook een perspectief lonken voor ons als telers. We moeten ons er immers voor willen inzetten.

Ideeën van telers

We hebben hier in de ATC regelmatig discussies over. Onderling, maar ook met de directie van Aviko Potato. We zijn zeker ook benieuwd of er onder de telers ideeën leven voor verbetering van de grondstofkwaliteit. En hoe dat dan beloond moet worden. Want als Aviko dankzij onderscheidende kwaliteit een plusje op de prijs kan maken, moet daarvan natuurlijk ook een deel bij ons als telers terecht komen.